Lidwoorden zijn woorden die we voor een zelfstandig naamwoord zetten. Lidwoorden horen dan ook uitsluitend bij zelfstandige naamwoorden. Een lidwoord geeft namelijk aan of het betreffende zelfstandige naamwoord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.
Een lidwoord staat voor een zelfstandig naamwoord óf voor een woord dat zelfstandig wordt gebruikt, zoals een bijvoeglijk naamwoord of werkwoord. Het lidwoord en het woord waarbij dit lidwoord hoort, hoeven niet direct naast elkaar te staan. Er kunnen nog een of meerdere woorden tussen staan, zoals bijvoeglijke naamwoorden en telwoorden. Als synoniem voor lidwoord wordt ook wel zinslidwoord, artikel of woordgeslacht gebruikt.
Welke lidwoorden zijn er?
In het Nederlands hebben we twee bepalende (ook wel: bepaalde) lidwoorden (de/het) en één onbepaalde lidwoord (een). Wat echter minder bekend is, is dat geen in sommige zinsverbanden ook een bepaald of onbepaald lidwoord is. Daarnaast kennen we verouderde lidwoorden (der/den/des/‘s) die tegenwoordig niet of nauwelijks meer worden gebruikt. Alle lidwoorden in totaal waren dus meer dan we nu gebruiken.
Welk lidwoord moet je gebruiken?
Bij mannelijke woorden, vrouwelijke woorden en meervoud gebruiken we de. Bij onzijdige woorden (woorden zonder geslacht) gebruiken we het. Het lidwoord een kun je voor elk zelfstandig naamwoord zetten.
Hoe weet je of het de of het is?
Als Nederlands je moedertaal is, leer je vrijwel vanzelf wanneer je de of het moet gebruiken. Moedertaalsprekers voelen dit als het ware aan en kiezen automatisch het juiste lidwoord. Als Nederlands je tweede taal is, kan het moeilijk zijn om te weten welk woord de of het is.
Wanneer gebruik je de of het?
Er zijn geen algemene regels opgesteld omtrent het gebruik van lidwoorden, maar er zijn wel een aantal de en het regels. Bekijk de handige vuistregels voor de-woorden en het-woorden.
De én het-woorden
Bij de volgende woorden kun je zowel de als het gebruiken, met of zonder betekenisverschil: aanrecht, aas, account, afval, alert, backoffice, backorder, badge, bal, blik, blog, bracket, channel, cluster, commentaar, contest, cookie, cover, deksel, display, dock, doolhof, eigendom, e-ticket, factsteet, figuur, floppy, format, fret, frontoffice, gadget, hars, idee, image, intermediair, issue, kitten, leaflet, log, lpg, manual, medicijn, midoffice, modem, notebook, omslag, package, paper, pokerface, pond, portal, record, risico, roest, sap, scala, schort, screenshot, seminar, servicepack, sheet, silhouet, singlet, soort, spits, subsidie, supreme court, target, ticket, topic, trial, vlog, vuilnis, vlog, webinar, weblog en whitepaper. Veel van deze voorbeelden zijn Engelse leenwoorden.